ARCHIEF:
|
donderdag, januari 30, 2003
1 februari 1953
Ik zal eens vertellen hoe het in mijn ogen ging.
Het kan best heel anders geweest zijn, ik was nog maar 5.
Mijn vader was bij de politie. Hij ging dus af en toe “op dienst’.
Dan pakte hij zijn fiets en ging een rondje doen, zo ging dat vroeger.
Zo ook op die avond. Het stormde vreselijk, het bulderde gewoon.
Hij was even weggeweest en kwam bijna gelijk weer terug.
“Het gaat niet goed” zei hij, “het water staat al bijna boven aan de dijk en het is nog lang geen hoog water”. Bezorgde gezichten. Wat moeten we doen.
“Jassen en schoenen aan en naar het dorp, daar is het hoger.” zei mijn vader.
“Ik ga nog even kijken, hoe het bij de dijk is”
Nog geen 5 minuten later was hij terug, weet ik veel, heel snel in ieder geval.
“Het water komt er al aan, we gaan naar boven”
Wij naar boven met z’n allen, ik weet niet of ze nog iets meegenomen hebben.
Ik denk wel de fotoalbums, want ik heb nog een foto van toen ik baby was.
Of misschien lagen die al ergens boven.
En daar zit je dan, mijn moeder stopte ons nog in bed, met kleren aan dat wel , “probeer maar te slapen” zei ze. Als ik daar nu aan denk, denk ik, waar haalde ze de kalmte vandaan, maar het hielp wel. Ik heb niet het gevoel dat ik toen echt angstig was.
Pas ’s avonds laat werd er besloten, dat we naar de vliering zouden gaan.
Het water stond inmiddels halverwege de trap en we wisten niet hoeveel het nog zou stijgen.
Volgens mijn vader was het al hoogwater geweest, dus hij dacht niet dat het nog veel hoger zou komen, maar we namen het zekere voor het onzekere.
Die nacht was vreselijk we hoorden steeds maar mensen schreeuwen, echt huilen en roepen, heel eng. Toen het ’s morgens licht werd zagen we wat er aan de hand was.
Mensen die achter ons woonden hun huis was ingestort, maar zij hadden een stuk hout, of wat dan ook te pakken kunnen krijgen en daar zaten ze op. Drie of vier man, dat weet ik niet meer.
Nog steeds stormde het hard. Ik weet ook niet meer hoe lang we daar nog gezeten hebben, maar volgens mij zijn we ’s middags opgehaald door een bootje. Mijn vader hing ons aan onze armen uit het raam en iemand in dat bootje ving ons dan op. Eerst mijn moeder, toen mijn zus en ik en als laatste mijn vader. Ik dacht nog, die kunnen ze nooit opvangen, hij is veel te zwaar.Maar dat ging allemaal goed.
Met dat bootje zijn we naar Schuddebeurs gebracht, een dorpje verderop, dat nog droog lag.
Vandaar uit zijn we met de helicopter naar Zierikzee gebracht.
Daar hebben we ergens geslapen volgens mij.
Maar ook dat weet ik niet zeker. En toen zijn we naar Rotterdam gebracht met een boot.
Daar hebben we 3 maanden bij mensen in huis gezeten, bij de familie Hoppel.
Ook een politieman. Hele aardige mensen. Ik heb daar zelfs nog op school gezeten.
Daarna weer terug naar Schouwen. We zijn niet meer in dat huis gaan wonen.
Mijn vader heeft het verkocht en wij zijn in Zonnemaire gaan wonen.
Waar mijn leven na de ramp begon.
Ik heb een bewerkt houten kistje, dat heeft mijn vader na de ramp gevonden en dat was altijd het naaikistje van mijn moeder.
Ik gebruik het nu als make up doosje. Maar zie nog steeds een naaidoosje. :D
Door: ria 10:51 p.m.
|
|